Toespraak bij uitvaart van Rob van den Heuvel, vrijdag 17 maart ’17
Door Steven Nieberg
“Lieve Lidy, Annemarie, Linda, overige familie, vrienden en bekenden van Rob.
Rob is overleden, op 11 maart verdronken bij een roeitochtje met vrienden. Samen met hem is bij het tragisch ongeval Kees Joosse omgekomen. Twee dagen later is tot overmaat van ramp ook Eduard van der Dungen aan de gevolgen van het incident overleden.
De roeivereniging Jason is er kapot van. Dit soort nieuws schokt de gehele roeiwereld in Nederland en daarbuiten. Mensen realiseren zich ineens dat er binnen hun geliefde sport ook hele ernstige dingen kunnen gebeuren. Onverwachte ongelukken met dramatische gevolgen.
Rob was secretaris van de roeivereniging Jason. Hij zal dit ongetwijfeld vol toewijding en met volledige inzet hebben gedaan. Zoals hij dat ook eerder heeft gedaan bij zijn ORCA. Hij zal dat hebben gedaan zoals ik Rob heb gekend: vol humor, positief, kansen en mogelijkheden benadrukkend, als autonoom denker en nooit zelfzuchtig.
Ik wil jullie het een en ander vertellen over Rob en de Algemene Studenten Roeivereniging ORCA. Hoe hij er bij terecht is gekomen. Wat hij gedaan heeft en wat hij heeft betekend voor velen. Ik doe dat aan de hand van een soort van ORCA-cv dat Rob eind december 1997 zelf heeft opgesteld. Het documentje is bij toeval twee weken geleden bij Orca opgedoken. Over toeval gesproken …
Het roeien van Rob is begonnen wanneer hij als 15/16-jarige jongen lid wordt van de roeivereniging Viking in Utrecht. Dat was in 1970, in wat hij zelf omschrijft als “een voor het Nederlands roeien historisch jaar”: het is het jaar dat Orca ontstaat uit de fusie van de studenten roeiverenigingen Charon en De Batavier.
Hij heeft bij Viking een jaar bij de 17-18-jarige jeugd geroeid. Het werd niets, naar zijn eigen mening, mede omdat “je altijd harder tegen het bestuur moest vechten dan tegen je tegenstanders.” Bij het bestuur moest je knokken om een goede boot; die hadden ze wel, maar men liet ze, volgens Rob, liever in de hanebalken verdrogen. Dat kan anders, zo moet hij toentertijd als scholier bij het Gemeentelijk Atheneum hebben gedacht.
Na het Atheneum-B heeft hij een jaar bij theoretische natuurkunde ingeschreven gestaan. Hij heeft er niet zo heel hard gestudeerd, zo schrijf Rob in zijn CV. Vervolgens is hij in 1975 overgestapt naar rechten én naar ORCA om nu eindelijk eens echt te gaan wedstrijdroeien. Samen met een heel stel Vikingers startte hij bij ORCA, dus het was niet zo’n heel grote kunst om de Asopos te winnen; een wedstrijd voor beginnende studentenroeiploegen. Maar toch… het eerste blik was binnen.
Rob heeft een jaar in de lichte eerstejaars acht geroeid onder leiding van Martien Bruyntjes en Wilfried Wiellaard, met zeker in het begin een behoorlijk succes:
- Afstandsblik op de Heineken (ze stonden na drie afstanden eerste toen ze uit de grote bocht vlogen);
- Overwinning op de Head;
- Twee overwinningen op de ARB;
- Eén op de Hollandia (toen nog op de bochtige Oude Rijn bij Alphen);
- Eén op de Martini in Groningen.
Ze waren gemiddeld echter veel te zwaar en dat kwam de stemming in de ploeg bepaald niet ten goede. Na de eerste dag van de Koninklijke klapte de ploeg uit elkaar en gingen ze in een snackbar uit training.
Uiteindelijk werd Rob ab-actis (secretaris) in het bestuur van Peter van Berkel. Dat was in het verenigingsjaar 77-78. Het was ook het jaar van de oversteek naar de nieuwe loods. Twee jaar later werd hij zelf preases en heeft direct deze corporale benaming veranderd in die van voorzitter. Daarmee was Rob in één haal gelijk de laatste preases en de eerste voorzitter van ORCA.
Hij heeft nog een paar andere zaken ingesteld. Zoals de Tjeu Sourenbokaal, zijn persoonlijke blijk van waardering voor de wedstrijdcommissaris en vicevoorzitter Tjeu Souren, die bergen werk verzette maar als bestuurslid natuurlijk niet de Beker van Verdienste kon krijgen.
Eerder al heeft Rob de Eeuwfeestcommissie ingesteld. De opzet was om vóórdat bij Triton een dergelijke commissie ingesteld zou zijn (ter voorbereiding op hun naderende 100-jarige bestaan), bij ORCA al vast een Eeuwfeestcommissie te hebben. Julie begrijpen het dat deze commissie nog steeds warmdraait voor het jaar 2070.
In 1979 en 1980 was Rob al baancommissaris respectievelijk wedstrijdleider bij de Slotwedstrijden van de NSRF geweest. Hij werd vervolgens ook nog secretaris van de Nederlandse Studenten Roeifederatie.
De verhuizing in 1982 naar Zwolle, waar Rob RAIO (rechtelijk ambtenaar in opleiding) werd zette een dikke punt achter zijn vele ORCA-activiteiten.
Het contact met ORCA beperkte zich in die jaren tot de oudledendag en de wisselingsvergadering, de algemene vergadering waar het bestuur wisselt. Bij deze AV’s pleegde Rob traditioneel het jaarlijkse wedstrijdoverzicht aan te bieden als een niet aangekondigde “wvttk”. Rob heeft vanaf 1978 meer dan twintig van dergelijke wedstrijdoverzichten gemaakt dit veel meer zijn dan knipsel- en plakboeken.
Een opleving in de contacten met ORCA was er de jaren dat hij voorzitter van het Steunfonds was, maar naar zijn eigen idee was de afstand Zwolle-Utrecht toch net iets te groot voor een goed contact. En het was reden voor Rob om maar één bestuurstermijn vol te maken.
In Zwolle is het roeien is er totaal bij ingeschoten. Als excuus voert Rob in zijn cv aan dat de Zwolsche Roei- en Zeilvereniging een verschrikkelijk oubollige burgervereniging moet zijn geweest; ongeveer zoals het Viking van 1975. Gelukkig was er in huize Van den Heuvel op een gegeven moment een roeimachine, Concept-II ergometer, waarop hij dagelijks zijn kantoorconditie pleegde bij te houden.
Rob was trots op ORCA, trots op de prestaties van de roeiers en roeisters van Orca, trots toen één van zijn dochters ook ging wedstrijdroeien en hij mee moest naar Amsterdam om haar aan te moedigen.
Rob was er trots op dat hij de toegangskaartjes van het Wereldkampioenschap roeien in Amsterdam van 1977 nog in zijn bezit had. Hij had er plezier in om tijdens het WK Roeien van 2014 als toeschouwer weer van de partij te zijn. Niet een dagje, maar gewoon elke dag, ruim een week lang.
Rob genoot ervan wanneer, in het kader van het negende lustrum van ORCA, een reünie van besturen werd georganiseerd. Dan zorgde Rob er hoogstpersoonlijk voor dat zijn maatjes uit zijn besturen er ook zouden zijn.
Rob was gek op zijn Utrechtse kluppie, hij droeg met eer de ORCA-sjaal wanneer hij ging schaatsen; de sjaal in rood, met grijs en zwart tezamen. Hij was de bezitter van een unieke ORCA-stropdas, vanzelfsprekend in de ORCA-kleuren. En waarom?
Omdat hij niet anders kon, zo schrijft hij zelf. Hij was nu eenmaal besmet en het kon niet anders of er moesten zwarte en grijze streepjes in zijn bloed zitten.
Rob blijft nog lang in onze gedachten en herinneringen. Hij heeft met verve ORCA kleur gegeven. HAAL DOOR!”